GRIP-opschalingsstructuur bij een incident

Wanneer zich op Chemelot een incident voordoet, treedt het Bedrijfsnoodplan Site Chemelot in werking. Kaders, structuren en processen voor de bedrijfsnoodorganisatie van Chemelot zijn vastgelegd in een bedrijfsnoodplan en sluit aan op het rampenbestrijdingsplan dat Veiligheidsregio Zuid-Limburg heeft vastgesteld.

De bedrijfsnoodorganisatie van Chemelot beschikt onder meer over een eigen brandweerkorps met ruim 150 brandweermannen, maar is ook zodanig ingericht dat er aansluiting plaatsvindt met de regionale GRIP-opschalingsstructuur. GRIP (Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure) is de naam van de werkwijze waarmee bepaald wordt hoe de coördinatie tussen hulpverleningsdiensten (brandweer, politie, geneeskundige zorg en bevolkingszorg) verloopt. Afhankelijk van de omvang van een incident vallen deze diensten onder het bevoegd gezag van de burgemeester van de getroffen gemeente (GRIP-1 tot en met GRIP-3) óf van de voorzitter van de veiligheidsregio (GRIP-4). Bij GRIP-1 t/m GRIP-4 werkt de Bedrijfsnoodorganisatie en Bedrijfsbrandweer van Chemelot intensief samen met de hulpverleningsdiensten van de overheid.

Bij een incident is opschaling cruciaal. De zogeheten GRIP-structuur speelt daarbij een belangrijke rol. Opschaling vindt plaats op basis van de ernst en omvang van de gebeurtenis. Bij opschaling kunnen de verantwoordelijkheden en bevoegdheden wijzigen. Maar welk GRIP-niveau wordt wanneer gehanteerd? En wie is er dan verantwoordelijk?

  • GRIP-0:
    Bij een incident dat zich alleen beperkt tot de plaats van het incident, ‘on-site’ Chemelot, wordt de bedrijfsnoodorganisatie van Chemelot ingezet. De bedrijfsnoodorganisatie van Chemelot bestrijdt het incident intern met eigen hulpverleningsdiensten als Brandweer Chemelot en Actiecentrum Chemelot.
  • GRIP-1:
    Wanneer bij de bestrijding van een incident meerdere disciplines betrokken zijn en op de plaats van het incident een structurele coördinatie tussen de hulpverleningsdiensten nodig is, wordt het incident opgeschaald naar GRIP-1. Hiervoor wordt een Commando Plaats Incident (CoPI) ingericht. De werkzaamheden van het CoPI zijn gericht op de bestrijding van het incident in het brongebied*.
  • GRIP-2:
    Als de situatie omvangrijker is en er buiten de plaats van het incident ook maatregelen nodig zijn (het effectgebied*) bijvoorbeeld ten aanzien van een rookwolk, kan worden opgeschaald naar GRIP-2. Naast het CoPI wordt dan een operationeel team gevormd; meestal op regionaal niveau onder de noemer ROT (Regionaal Operationeel Team). Dit team biedt ondersteuning aan het CoPI.
  • GRIP-3:
    Situaties waarbij er sprake is van (dreigende) maatschappelijke onrust, komen in aanmerking voor GRIP-3. In deze situaties komt de burgemeester in beeld. Hij laat zich ondersteunen door een gemeentelijk beleidsteam (GBT) met vertegenwoordigers van de belangrijkste betrokken organisaties.
  • GRIP-4:
    Zodra het incident meer dan twee gemeenten bestrijkt, is er sprake van een incident van meer dan plaatselijke betekenis. In zo’n geval wordt er opgeschaald naar GRIP-4 en krijgt de voorzitter van de veiligheidsregio (Veiligheidsregio Zuid-Limburg) de leiding en wordt er een regionaal beleidsteam (RBT) gevormd. Het RBT is het adviesteam van de voorzitter van de veiligheidsregio. De burgemeesters van de getroffen gemeenten, de hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap zijn formeel lid van het RBT.
*Het brongebied is het gebied waar de hulpverleningsdiensten uitvoering geven aan de directe bestrijding van het incident.
*Het effectgebied is het gebied buiten het brongebied, waar het incident effecten heeft op de omgeving.